De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten
Volgens het jodendom en de Torah is het joods volk de uitverkorene van God. In het oude testament staat dat God een verbond sloot met Abraham over het volk en hiermee begon het joodse geloof. Mozes leidde eeuwen later het volk vanuit Egypte naar het beloofde land, Israël. In 63 voor Christus veroveren de Romeinen het Israël en Palestina en eisen daarmee belasting van de inwoners. De Romeinen waren een polytheïstisch godsdienst, wat betekent dat meerdere goden werden aanbeden, terwijl de Joden een monistische religie, een godsdienst met maar één god, hadden. In het jaar 1 werd Jezus geboren in Bethlehem. Volgens de Bijbel is hij de zoon van God en is hij gekomen om de mensen te redden van hun zonden. Rond 30 na christus begon Jezus door heel Israël te trekken met zijn twaalf discipelen om de boodschap van God te verkondigen. Hij wordt binnen een korte tijd ongelofelijk populair omdat hij zegt dat God er voor iedereen is, mannen, vrouwen en kinderen, God vergeeft en liefheeft, hij een leven na de dood beloofde en omdat hij daadwerkelijk onder de mensen was geweest. Met zijn boodschap gaf hij aan het niet eens te zijn met de Romeinen en hij weigerde de Romeinse goden en keizer te aanbidden. Omdat Jezus zo populair was, werd hij een serieuze bedreiging voor de Romeinen. De Romeinen hebben Jezus opgepakt en gekruisigd, maar volgens de Bijbel is Jezus na drie dagen weer opgestaan. Een aantal jaar na deze gebeurtenissen vormden een kleine groep joodse mensen een aparte tak in hun geloof en zo werd het christendom geboren.
Bron foto: http://pknleerdam.protestantsekerk.net/default.aspx?lIntEntityId=44787
Maak jouw eigen website met JouwWeb