De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.

Een nieuwe sociale klasse ontstond tijdens de groei van steden - de kooplieden. De kooplieden hadden controle over de regering van steden. Hun rijkdom daagde de macht van de vorsten onder het leensysteem. De kooplieden hadden stabiliteit nodig voor de handel, dus ondersteunden ze koningen en de oprichting van een centrale regering. Koningen en monarchen moedigden de ontwikkeling van de handel in dorpen aan, omdat ze een potentiële bron van inkomst waren.

In elk dorp begonnen koop- en ambachtslieden met het vormen van gilden. Deze gilden hadden de controle over de bedrijfsvoering. Ze zorgden er bijvoorbeeld voor dat er gebruik werd gemaakt van een standaard meetstelsel. De kooplieden wouden meer controle hebben, ze eisten vrijheden en voorrechten van de vorsten en koningen. Ze kregen deze rechten, soms door middel van geweld of door het kopen van stadsrechten (zie foto). Deze rechten betekende dat ze de macht hadden over hun eigen belastingen en dat ze hun eigen ambtenaren konden kiezen. Burgers hadden nu geld en macht en hoefden zich niet langer in te dienen aan een vorst. Dorpen werden plekken voor horigen om naar toe te vluchten, en als ze een jaar en één dag daar woonde werden ze als vrij verklaard. De groei van dorpen betekende het eind van het leenstelsel en het begin van de moderne maatschappij.

Bron foto: http://www.medieval.yas.org.uk/content/manuscripts/wetherby.html

Maak jouw eigen website met JouwWeb