Het streven van vorsten naar absolute macht

In de 16e en 17e werden de meest landen in Europa geregeerd door vorsten die streefden naar absolute macht. In Spanje kwam in 1519 Karel V aan de macht. Hij was een sterk overtuigde katholiek en vocht tegen de protestanten in zijn rijk dat uitstrekte over een groot deel van west Europa. Zijn zoon Philip II (zie foto) kwam in 1555 aan de macht en was nog strenger gelovig dan zijn vader. Hij begon verschillende oorlogen tegen de Nederlandse protestanten, Engeland en het Ottomaanse rijk. Hij vond dat dit niet genoeg was en begon de Spaanse inquisitie. Al deze oorlogen kosten veel geld en na zijn dood stortte het Spaanse rijk in. Frankrijk werd de nieuwe grootmacht van Europa met koningen als Louis XIV. Deze koning nam alle macht van de edelen en nobels in, waardoor hij alle macht kreeg. Hij noemde zichzelf het centrum van het universum. Al deze Europese vorsten die alle macht wilden hebben, kregen uiteindelijk schulden en economische problemen door alle oorlogen die zij voerden.

Een andere Europese grootmacht, alhoewel een latere, was de Oostenrijkse keizer Francis I (ook wel Franz Stephan genoemd). Hij regeerde van 1745 tot 1765 over het Heilige Roomse Rijk. Hij en zijn vrouw Maria Theresa zijn de eerste uit de Habsburg-Lorraine dynastie. Naast het feit dat hij de vader is van de wereldberoemde Marie Antoinette, ruilde hij in 1738 in het Verdrag van Wenen het Franse Lotharingen aan de Fransen voor het Groothertogdom Toscaanse.

Bron foto: https://nl.wikipedia.org/wiki/Filips_II_van_Spanje